Wat is de betekenis van Pâté, patee?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pâté, patee

(<Fr.), m. (-’s), 1. (Zuidn.) gerecht van fijngehakt vlees enz. dat met andere bestanddelen tot een stijve saamgeperste massa wordt gemaakt ; 2. wildpastei : pâté op de boterham gebruiken ; — inz. pâté de foie gras : een potje pâté ; 3. (Zuidn.) oorveeg.

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

paté, patee

v. patés, patees, pateetje (Fr. 1 pastei; 2 gebakje): 1. beschuitjes met paté; paté de foie gras, ganzeleverpastei; 2. enige patés gebruiken: nog: Z.-N. volkst. iem. een paté geven, oorveeg.