Wat is de betekenis van pastor?

2024-04-27
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

pastor

kerkelijke functionaris voor de zielzorg. iemand die vanuit de kerk belast is met de zielzorg; kerkelijke functionaris die mensen helpt en begeleidt. Voorbeelden: De pastor heeft dan een bijzondere kans zijn visie en ervaring met justitie en met gedetineerden te beschrijven en hij zal niet nalaten erop te wijzen dat de zorg voor de g...

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

pastor

pastor - zelfstandig naamwoord uitspraak: pas-tor 1. geestelijke die zorgt voor het geestelijk welzijn van een groep ♢ hij werkt als pastor in het ziekenhuis Zelfstandig naamwoord: pas-tor de pastor ...

2024-04-27
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Pastor

[Lat. pastor = herder, van pascere, pastum = (laten) weiden, voederen] 1 (rk) geestelijk herder, zielzorger, rk priester (ook een die geen hoofdpriester is, bijv. een kapelaan) of een voor de zielzorg opgeleid persoon die geen priester is, maar bep. functies mag uitoefenen; 2 (prot.) predikant, dominee.

2024-04-27
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Pastor

priester of dominee belast met de zielzorg

2024-04-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

pastor

geestelike, predikant.

2024-04-27
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Pastor

predikant; herder

2024-04-27
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

pastor

herder en leraar, zielenherder, voorganger, predikant.

2024-04-27
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Pastor

pastoor; predikant, dominé.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Pastŏr

ōris, m. herder.