Wat is de betekenis van passeren?

passeren - regelmatig werkwoord uitspraak: pas-se-ren 1. langs iemand of iets gaan ♢ mag ik even passeren? 2. niet aan de beurt komen terwijl je eigenlijk wel aan de beurt bent ♢ bij die benoemi...

Passeren - (Vlaams) slagen.

Passeren is het formeel vaststellen en ondertekenen van een akte bij de notaris in aanwezigheid van de partijen.

(passeerde, gepasseerd) slagen voor een examen. De Winne heeft vorige week in Moskou een laatste theoretisch examen gepasseerd. Er staan hem nog een praktische proef en opleiding te wachten in Houston. - BvL, 07-06-2002. - bij iemand passeren, langsgaan bij iemand. - een schotel/de soep enz. passeren, een schotel, de soep enz. doorge...

1. Door zijn examen komen, (voor zijn examen) slagen; - ook het verl. deelw. als znw.: gepasseerde, geslaagde. Hij passeert steeds met grootste onderscheiding. Binnen twee jaar is hij dokter, WALSCHAP 1939, 11. Als dan het examen voorbij was zag men ze uitzinnig te werk gaan. ... Dagen nadien kwamen de gelukkig gepasseerden aangewaaid, als...

(passeerde, heeft gepasseerd), (ook:) 1. langs komen voor een bezoek. En misschien een financiële bijdrage een andere keer, wanneer één van de vaders van haar kinderen weer eens zou gaan komen ‘passeren' (Cairo 1976: 20). 2. onbedoeld vanonder iets anders te voorschijn komen, uitsteken (van kleding). Je onderrok passe...

voorbijgaan; te boven gaan; voorvallen, gebeuren; doorbrengen, (de tijd) verdrijven; een akte passeren: laten opmaken.

v., foarbygean, -komme.

...