parochie
parochie - zelfstandig naamwoord uitspraak: pa-ro-chie 1. gemeenschap van gelovigen in de katholieke kerk ♢ hij hoort bij de parochie van de Heilige Geest 1. voor eigen parochie preken [je mening g...
Muiswerk Educatief (2017)
parochie - zelfstandig naamwoord uitspraak: pa-ro-chie 1. gemeenschap van gelovigen in de katholieke kerk ♢ hij hoort bij de parochie van de Heilige Geest 1. voor eigen parochie preken [je mening g...
Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)
parochie: 'Duwen op de pedalen tot men niet meer weet van welke parochie men is': katholieke boutade van flandrien Briek Schotte, die doelde op een renner die zich tot het uiterste geeft, die alle krachten verbruikt.
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[VLat. parochia, verbastering van paroecia, van Gr. paroikia = gebied rond (gods)huis, van 1 para-, en Gr. oikos = huis, van oikein = wonen, huizen] (rk) kerkelijke gemeente.
Getty Research Institute (1990)
parochie - Te gebruiken voor delen van een groter kerkelijk bestuursgebied onder de zorg en invloed van een pastor. Ook te gebruiken voor delen van het plaatselijk bestuur, zoals in Engeland en de staat Louisiana, gebaseerd op of ontleend aan oorspronkelijke kerkelijke verdelingen.
Anton van Oirschot (1985-1986)
komt van het Griekse paroikia gebied rondom de kerk; later gebied waarvan de inwoners geestelijke verzorging verkrijgen van priesters, die aan de kerk verbonden zijn en die ondergeschikt zijn aan de bisschop. Het patronaatsrecht was veelal in handen van de heer van de heerlijkheid, een abdij of het bisdom, in Noord-Brabant vnl. Luik, Den Bosch, Ant...
Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)
Het woord is afkomstig van het nieuwtestamentisch Grieks paroikia: het gebied rondom een huis, in dit geval het kerkgebouw. Later het geografisch gebied waarvan de inwoners, die door het bisschoppelijk gezag waren aangewezen als te behoren tot een afzonderlijke kerk, zijn toe vertrouwd aan de geestelijke zorg van een priester die permanent aan deze...
Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)
het kerkelijk gebied, deel van een → bisdom, waarover een priester of juridische persoon is aangesteld, om er, in opdracht van den bisschop, de zielzorg uit te oefenen. Deze priester wordt → pastoor genoemd. De pastoor en zijn medehelpers (kapelaans) vormen tezamen de parochie-geestelijken. De katholieken, die in een bepaalde P. hu...
Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)
Kleinste r.k. kerkelijke gebiedseenheid onder de zorg van een pastoor, evt. met helpers. Ontstaan door steeds verdere onderverdeling van het bisdom. Oudst bekende in Frl. is Dokkum (ca. 770), in de 16de eeuw waren er ca. 350.In elke P. is één P.-kerk, maar daarnaast kunnen openbare kerken (2 Bedelorden) en kapellen bestaan. In de M.E....
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: