o. (-s), klein paard, hit; (fig.) paardje rijden,
a. loopspel waarbij het ene kind voor paard, het andere voor voerman of ruiter speelt, of waarbij een kind op de rug van een volwassene zit;
b. op de knie rijden; (zegsw.) ik heb geen paardje schijtgeld op stal, ik heb het geld niet voor het grijpen.