Paardetuig
o. (-en), tuig voor een paard.
Anton van Oirschot (1985-1986)
ook: paardegetuig, ook: gareel of geheel gespan, met o.a.: het haam = het leren of houten juk om het hals van een trekpaard; juk-balk; haambeslag. haamkap, haamoren = de boven het haam uitstekende delen; haamkussen = de binnenbekleding van het haam, van vilt, ook kussenleder = van leer; treiten = leren omwikkeling van het haam waaraan de trekhaken...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
('pa:rdə) o. (-en) tuig, toerusting voor of van een paard : het bestaat uit het hoofdstel, de buikriem, de trékriemen of strengen en de andere riemen waarmede het paard aan het lamoen van een rijtuig wordt vastgemaakt.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o., het geheel van riemen e.d. waarmee men een paard aanspant. Het paardetuig bestaat uit het hoofdstel (halter) met leidsels, het gareel of borsttuig met buikriem en strengen. Eventueel ook een zgn. broek om de wagen zonodig af te remmen, en de halsriemen bij in een span lopende paarden, om de lange dissel te dragen. Bij een paard dat alleen voor...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: