ouwehoer
(18e eeuw) (scheldw.) kletskous; zeur. Eigenlijk: iemand die net zo babbelt als een prostituée op leeftijd. In de jaren 1946-1950 was het werkwoord ‘ouwehoeren’ erg populair onder soldaten (in het voormalige Ned.-Indië) en deden verschillende eufemistische varianten de ronde (o.a. ouwehoededozen; ouweprostitueeën; ouwet...