Wat is de betekenis van opknappen?

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

opknappen

1) (1906) (van een gevangenisstraf) uitzitten. Reeds bij Köster Henke : 'twee jantjes opknappen': 2 jaar in de gevangenis zitten. • Karel was een knokker eerste-klas; bleef altijd voor anderen aan den hengel hangen, een onstuimige prent die al heel wat maandjes had opgeknapt voor ‘mishandeling’ van agenten en weerbarstige buur...

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

opknappen

opknappen - regelmatig werkwoord uitspraak: op-knap-pen 1. het (volgens plan) maken of doen ♢ laat je hem dat vervelende karwei opknappen? 1. een bepaalde tijd opknappen [in de gevangenis doorbreng...

2024-03-29
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

opknappen

Waardevoller worden. Een matige hand kan tijdens het bieden ‘opknappen’ doordat bijvoorbeeld de partner een kleur biedt waarin men lengte of plaatjes bezit.

2024-03-29
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

opknappen

(knapte op, heeft opgeknapt), overtuigend winnen van, ‘inmaken’. MVV werd door Robin Hood vakkundig opgeknapt (in krant 1966). - Etym.: AN o. verbeteren (in diverse bet.); iemand o. met iets = iemand iets onaangenaams bezorgen.

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Opknappen

v., opknappe, -knapje; (mooimaken), optsjepje, -kreazje, -sjogje, -strike, -streakje; (met glans of verf), opkwikkerje, -kwikke, -gnisse, -kwispelje; (van een schip), (op)skiemanje; zich —, jin forhimmelje; (in orde brengen) biroerje, biruorkje, biskipperje, bistoaterje; het (werk) moeten &mdas...

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Opknappen

(knapte op, heeft en is opgeknapt), 1. (overg.; knapper maken, in betere toestand brengen; reinigen, weer een net of zindelijk voorkomen geven : wat zijn je gezicht en je handen vuil: ga je gauw eens opknappen ; — zijn kleren weer in orde brengen, een nettere, fraaiere kleding aantrekken : ik zal mij gauw wat opknappen ; —...

2024-03-29
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

opknappen

2 jantjes opknappen, 2 jaar in de gevangenis zitten.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

opknappen

knapte op, h. (1), i. (2) opgeknapt (1 reinigen, redderen, opschikken; mooier maken; beter maken, doen herstellen; 2 beter worden; mooier worden; in betere toestand komen): 1. een kamer opknappen; de dokter zal hem wel opknappen; laat hem dat zaakje eens opknappen, in orde brengen; 2. de zieke knapt nu aardig op; het meisje knapt op.