ophebben
- het hoog ophebben, verwaand zijn, een hoge dunk van zichzelf hebben. - ik heb hem niet hoog op, ik heb geen hoge dunk van hem. - hij heeft me laag op, hij heeft een lage dunk van mij, hij slaat me niet hoog aan.
Peter Bakema (2003)
- het hoog ophebben, verwaand zijn, een hoge dunk van zichzelf hebben. - ik heb hem niet hoog op, ik heb geen hoge dunk van hem. - hij heeft me laag op, hij heeft een lage dunk van mij, hij slaat me niet hoog aan.
Walter De Clerck (1981)
(Iets) begrijpen, vatten, door hebben; (iem.) in de gaten hebben, doorzién; - iem. laag, hoog ophebben, een lage, hoge dunk van iem. hebben. Ik had het alras op, dat Isidoor slechts na zeer veel pramen de toestemming had bekomen om «voort te leeren», en dan nog enkel bij mij, die reeds een beetje gekend en gewaardeerd sche...
Fa. A.J. Osinga (1952)
v., ophawwe; — met, fier rinne mei, snjit, opsnjit hawwe mei, ta, it ophawwe mei, wiis wêze mei.
Van Dale Uitgevers (1950)
(had op, heeft opgehad), 1. beter niet als samenst. te beschouwen in de zin van in de hoogte hebben: hij had de kraag van zijn jas op ; zijn paraplu op hebben, opgestoken hebben ; — (zeilv.) gehesen hebben: dat schip heeft te veel zeil op; 2. (ook niet voor) opgemaakt hebben: zijn geld op hebben ; — inz. van spijs...
M. J. Koenen's (1937)
had op, h. opgehad (1 in de hoogte hebben; op het hoofd hebben; 2 opgemaakt hebben inz. van spijs en drank: opgegeten, opgedronken hebben): 1. een nieuwe hoed ophebben; het schip heeft te veel zeil op; de kraag van zijn jas ophebben, zegsw. veel met iem. ophebben, zeer met iem. ingenomen zijn; 2. hij heeft wat (of: te veel, Z.-N. hem) op, wat veel...
Jozef Verschueren (1930)
('op) (had, hadden op; heeft opgehad) 1. op het hoofd hebben: een nieuwe hoed -. ➝ bokkepruik, bril. 2. gedronken hebben: hij heeft een borrel op; wat, te veel -. ➝ snoer. 3. ingenomen zijn: veel met iemand of iets -.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(had op, heeft opgehad), 1. in de hoogte hebben: hij had de kraag van zijn jas op; zijn paraplu ophebben, opgestoken hebben; (zeilen) gehesen hebben: dat schip heeft te veel zeil op; 2. opgemaakt hebben: zijn geld ophebben; m.n. van spijs en drank: zijn eten op hebben; 3. op iets hebben, m.n. als hoofddeksel dragen: een hoed ophebben; 4. inhoude...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: