ootmoed
nederigheid.
Van Dale Uitgevers (1950)
m., gevoel van onderdanigheid, onderworpen nederigheid, inz. tegenover God: ootmoed en stil ontzag overmeesteren u in deze kerk; de ootmoed is de ware proef der Christelijke deugden; de ootmoed zelf, de bron van ootmoed, Jezus.
M. J. Koenen's (1937)
m. (gevoel van onderdanigheid inz. tegenover God: deemoed, nederige onderworpenheid): God dienen in, met diepe ootmoed.
Jozef Verschueren (1930)
(‘o:t) m. [Mned. oode, gemakkelijk + moed, gezindheid] gevoel van onderdanigheid en ondergeschiktheid tegenover een groter in macht, inz. tegenover God : in volle des harten; de is een deugd; Jezus, de zelf, de bron van -; God in, mett dienen; in diepe voor God neergebogen.
F.W. Grosheide (1926)
Samengesteld uit het bijvoegelijk naamwoord oot d. i. gemakkelijk en het zelfstandig naamwoord moed d. i. gezindheid, beteekent de gemakkelijke, deemoedige, welwillende gezindheid; vandaar de deugd der bescheidenheid jegens onze medemenschen in het algemeen, en het gevoel van ontzag, onderdanigheid en nederigheid jegens onze meerderen. In de Schrif...
T. Pluim (1921)
’t Eerste lid bet. oorspr.: gemakkelijk, niet stug, gedwee; en moed wil zeggen: gezindheid. Het woord bet. dus: vriendelijke, welwillende gezindheid en wel ie. van iemand tegenover zijn minderen (thans verouderd: „Gods ootmoed jegens de zondaren”, „ootmoedich God!”) en 20. de thans gebruikelijke bet.: de gezindheid van...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m., gevoel van onderdanigheid, nederigheid, m.n. tegenover God: deze preek stemt tot ootmoed.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: