Wat is de betekenis van onpersoonlijk?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onpersoonlijk

onpersoonlijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet persoonlijk; niet benaderd wordende als een individu maar als één van een groep Iemand een noreply e-mail sturen is nog onpersoonlijker dan het sturen van een e-mail al is. Tijdens een ramp met veel slachtoffers moet...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onpersoonlijk

onpersoonlijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-per-soon-lijk 1. wat niet met een bepaalde persoon te maken heeft ♢ 'regenen' en 'sneeuwen' zijn onpersoonlijke werkwoorden 2. zonder eigen karakter ...

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onpersoonlijk

bn. bw., 1. geen persoon zijnde: een onpersoonlijk God. 2. geen eigen karakter hebbende; op zulk een wijze: deze schilder werkt onpersoonlijk. 3. niet op een bepaalde of een bekende persoon betrekking hebbende: deze opmerking is onpersoonlijk; bij het bespreken van misstanden valt het moeilijk onpersoonlijk te blijven. 4. (spra...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onpersoonlijk

bn. (geen zelfbewust wezen zijnde; geen eigen aard hebbende of tonende): de Gr. goden zijn in ons oog onpersoonlijke wezens; een onpersoonlijk ww., dat alleen in de 3de ps. enkelv. en de onbepaalde wijs voorkomt: het regent.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onpersoonlijk

(onpər'so:nlək) bn. en bw. 1. geen persoon zijnde : de goden der Grieken zijn voor ons -e wezens. 2. geen eigen aard hebbend : een schilder. 3.Taalk. alleen in de onbepaalde wijs en de derde persoon enkelvoud voorkomend : „het sneeuwt” komt van het werkwoord sneeuwen.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onpersoonlijk

bn. en bw., 1. geen persoon zijnde; 2. geen eigen karakter hebbend: een onpersoonlijke smaak; 3. niet op een bepaalde of een bekende persoon betrekking hebbend: deze opmerking is onpersoonlijk.

2024-04-19
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Onpersoonlijk

geen op zich zelf staand wezen zijnde, geen eigen aard hebbende; onpersoonlijke werkwoorden: zulke die alleen in den 3en persoon kunnen worden gebruikt en dan in plaats van een persoonlijk voornaamwoord het voornaamwoord „het” voor zich nemen.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onpersoonlijk

bn. bw. geen persoon zijnde, geen zelfbewustzijn, geen eigen aard hebbende: deze schilder werkt onpersoonlijk; — een onpersoonlijk God, niet op een bepaalde of een bekenden persoon betrekking hebbende: deze opmerking is onpersoonlijk; bij het bespreken van misstanden valt het moeilijk onpersoonlijk te blijven, niet persoonlijk te worden; &md...