Onbestorven
adj., ûnbistoarn.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn., 1. een on'bestorven weduwe, weduwnaar, die van de echtgenoot door een lange afwezigheid gescheiden is; 2. (te) vers, (van vlees): dat vlees is nog onbestor'ven en moet een paar dagen liggen eer het gebraden wordt; — nog niet door en door droog en hard geworden: dat metselwerk is nog onbestor'ven; onbestorven...
M. J. Koenen's (1937)
bn.: een onbestorven weduwe, weduwnaar, d. i. gescheiden van de(n) echtgenoot, voorgoed of door uitlandigheid; onbestorven vlees, d. i. vers, pas geslacht; onbestorven metselwerk, vers, nieuw, nog niet hard.
Jozef Verschueren (1930)
(onbə'storvən) bn 1. niet door de dood, maar door langdurige afwezigheid, door scheiding enz. van de echtgenoot of de echtgenote gescheiden: een weduwe, weduwnaar 2. pas geslacht, vers: vlees 3, nog niet hard, nieuw: metselwerk.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(het accent wisselt), bn., 1. een onbestorven weduwe, die van de echtgenoot door een lange afwezigheid is gescheiden; 2. (te) vers (van vlees): dat vlees is nog onbestor'ven; nog niet door en door droog en hard geworden: dat metselwerk is nog onbestor'ven; een on'bestorven verf.
Fokko Bos (1914)
onbestorven - verlaten; „een onbestorven weduwe”: een vrouw die door haar man is verlaten.
J.H. van Dale (1898)
bn. niet bestorven, niet door den dood hunner ouders tot den staat van weezen gebracht, hunne ouders nog in leven hebbende; — eene onbestorven weduwe, eene vrouw die door haar mans langdurige afwezigheid, uitlandigheid, of door scheiding enz. als ’t ware als weduwe is achtergelaten, ook scherts, bij korte afwezigheid gezegd; een onbesto...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: