Onanisme, onanist
Onan. Gen. 38: 9. De naam dezer zoo noodlottige zonde is ontleend aan Onan, den tweeden zoon van Juda, Jakobs vierden zoon, en van eene Kanaänietische vrouw. Deze Onan werd door zijn vader genoodzaakt om, als zijn oudste broeder gestorven was zonder kinderen natelaten, diens weduwe te trouwen, opdat de kinderen, uit die verbintenis geboren, als zon...