Wat is de betekenis van Onanist?

2024-04-30
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Onanist

wie onanie pleegt.

2024-04-30
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Onanist

zelfbevlekker, zo genoemd naar Onan (Gen. 38 : 9)

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onanist

m. (-en), pleger van onanie.

2024-04-30
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

onanist

m. zelfbevlekker.

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onanist

(‘nist) m. (-en) bedrijver van onanie.

2024-04-30
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

onanist

onanist - m., zelfbevlekker.

2024-04-30
Wink's vreemde woordenboek

dr. Jan Romein (1906)

Onanist

m., zelfbevlekker, zoo genoemd naar Onan (Genesis XXXVIII, 9).

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onanist

m. (-en), lijder aan onanie.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Beknopt kunstwoordenboek

I.M. Calisch (1864)

onanist

onanist - m. (onanisten), zelfbevlekker