Wat is de betekenis van oehoe?

2024-04-27
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

oehoe

Het begrip oehoe heeft 2 verschillende betekenissen: 1) grote uil met oorpluimen. grootste, zeer sterke uil met lange oorpluimen, een dikke kop, een zeer massieve bouw en een luide roep die klinkt als oehoe. Ook van toepassing op het vogelgeslacht of de soort in het algemeen en dan vaak in het meervoud gebruikt. 2) uitroep om aand...

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

oehoe

oehoe - Zelfstandignaamwoord 1. uilensoort Een oehoe kan muizen vangen. oehoe - Tussenwerpsel 1. het geluid dat een oehoe maakt oehoe - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oehoeën ♢ Ik oehoe 2. gebi...

2024-04-27
Vogelgids van Vogelbescherming Nederland

Vogelbescherming Nederland 2009)

Oehoe

De oehoe is de grootste uil ter wereld en ongeveer twee maal zo groot als de ransuil. Mede door zijn opvallende verschijning was de oehoe altijd een makkelijke prooi voor jagers. De oehoe is door de eeuwen heen sterk vervolgd en daardoor op veel plaatsen verdwenen. Dankzij beschermende maatregelen en herintroductie is een kentering ingetreden. Sind...

2024-04-27
Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen

Klaas J. Eigenhuis (2004)

Oehoe

Bubo bubo (Linnaeus: Strix) 1758 (1) Deze grote Uilensoort werd in 1973 voor het eerst met zekerheid in N vastgesteld. De naam zal daarom niet N van oorsprong zijn. D Uhu en N/fries Oehoe bootsen de roep van deze Uil na. Te verwachten valt dat de naam uit D Uhu is overgenomen. Inderdaad geeft Schlegel 1858 daarvoor een aanwijzing, omdat hij in een...

2024-04-27
Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Oehoe

De meeste mensen houden niet van uilen, maar wie ze eenmaal goed heeft leren kennen, is dol op ze. Ook op de oehoe, de grootste uil die Europa kent, een machtig dier. Al behoort hij niet tot de echte roofvogels, toch is hij een verwoede jager die zelfs vrij grote dieren als hazen, hoenders of reekalveren met de krachtige klauwen en snavel in enkele...

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Oehoe

m. (-s), ooruil of ransuil (Bubo ignarus).

2024-04-27
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Oehoe

(Bubo bubo) of Grote Ooruil, ca 70 cm groot; veren bruin met donkerder vlekken en strepen. N.-Europa en N.-Azië. Soms gebruikt als lokvogel bij de jacht.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

oehoe

m. oehoes (grootste Europese uil; Lat. bubo bubo).

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Oehoe

ooruil, grootste der uilen, donkergeel met zwart gevederte; o/d kop 2 bosjes veeren, die op ooren gelijken.