Gepubliceerd op 16-11-2020

Oehoe

betekenis & definitie

Bubo bubo (Linnaeus: Strix) 1758 (1) Deze grote Uilensoort werd in 1973 voor het eerst met zekerheid in N vastgesteld. De naam zal daarom niet N van oorsprong zijn.

D Uhu en N/fries Oehoe bootsen de roep van deze Uil na. Te verwachten valt dat de naam uit D Uhu is overgenomen. Inderdaad geeft Schlegel 1858 daarvoor een aanwijzing, omdat hij in een korte bespreking van de europese, maar niet-N vogelsoorten de naam Oehoe nog niet noemt, maar wel naar de D naam verwijst (p.70): "De 'Groote hoornuilen' (Bubo). Veelal aanzienlijk grooter dan onze Ooruil, maar de ooropening klein. Onder deze behoort de Uhu der Duitschers, Bubo maximus, over de twee voet lang, die zelfs in Westphalen, maar nog niet in ons land aangetroffen werd." Houttuyn 1762 geeft voor Linnaeus' Strix Bubo de N naam Schuifuit (ft, ook voor de etymologie): "... deeze Soort, dien wy Schuifuit noemen, voert [in 't Fransch] den naam van grand Duc of grooten Hertog." F Grand-duc d’Europe [CAF 1997], waarbij de 'oren' misschien in verband gebracht werden met de couronne ducale ('hertogskroon', met veren erop) [Wilms 970807; C&C p.99].(2) Oehoe: "ooruil of ransuil (Bubo ignarus)" [vD 1961/1970]. Mogelijk een misapplicatie.

Zie voor de etymologie onder Uil en Schuifuit.