Noodzakelijk
bn. bw. (-er, -st), 1. niet kunnende vermeden of verzuimd worden: noodzakelijke bezigheden; een noodzakelijke reden; — (als bw.) ik moet noodzakelijk op reis; 2. volstrekt nodig voor het bereiken van zeker doel, onmisbaar, vereist: krijgstucht is in een leger noodzakelijk; 3. onvermijdelijk moetende gebeuren: een noodz...