Wat is de betekenis van Neetoor?

2024-04-30
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

neetoor

(19e eeuw) (inf.) plagerig persoon, pestkop. Syn.: neetnek*. • Maar je bent en blijft toch een dwarskop, een neetoor. (Barend Haar: Gerrit en Hanna: een verhaal voor de jeugd. 1879) • Een stampvolle zaal; een wat men zoo noemt ‘uitgezocht’ publiek; onder de vertooning groote stille aandacht; en aan het slot uitbundige toejuic...

2024-04-30
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

neetoor

(zn) plaaggeest, lastpost EK, LC, BM.

2024-04-30
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Neetoor

ontevreden mens; knorrepot, vitziek persoon, -oor komt wel vaker voor als onaangename karakteraanduiding. Zie bijvoorbeeld druiloor-, kniesoor. Een neetoor is een kitteloorig mensch, zegt Hoeufft, naar ik meen te regt. (De Taalgids. Eerste Jaargang, 1859) Maar de dialoog is zoo kostelijk, de geestige zotten volgen elkaar zoo snel en zoo onverwacht...

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Neetoor

m. en v. (...oren), kittelorig, vitziek mens, die altijd uit zijn humeur is.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

neetoor

m. en v. neetoren (netelig, kittelorig mens, altijd uit zijn humeur; nurk).

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

neetoor

('ne:t) m. en v. (...oren) kittelorig, kniezerig, lichtgeraakt mens.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Neetoor

m. en v. (-en), een kitteloorig, vitziek mensch, die altijd uit zijn humeur is; ...OORIG, bn. bw. humeurig, vitziek, kitteloorig.

Gerelateerde zoekopdrachten