ontevreden mens; knorrepot, vitziek persoon, -oor komt wel vaker voor als onaangename karakteraanduiding. Zie bijvoorbeeld druiloor-, kniesoor.
Een neetoor is een kitteloorig mensch, zegt Hoeufft, naar ik meen te regt. (De Taalgids. Eerste Jaargang, 1859)
Maar de dialoog is zoo kostelijk, de geestige zotten volgen elkaar zoo snel en zoo onverwacht, dat men wel een neetoor moet zijn om bij dit typisch-Fransche stuk zijn kritischen zin te laten overheerschen. (Nieuwe Rotterdamsche Courant, 27/09/1917)