Wat is de betekenis van Nederlands?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Nederlands

Nederlands - Zelfstandignaamwoord 1. (taal) een Germaanse taal die gesproken wordt in Nederland, Vlaanderen, Suriname en op de Nederlandse Antillen en Aruba Voor Duitssprekende mensen is het Nederlands vaak een makkelijk te leren taal. Nederlands - Bijvoeglijk naamwoord 1. (...

2024-04-29
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Nederlands

bn., (i.h.b.:) in Nederlands geld (toegevoegd achter een geldbedrag). ( ) \ al wat de zieke of gekwetste mogt nodig hebben, moet op den Gulden Nederl. per kop doorgaan (Kuhn 1828: 61; oudste vindpl.) -Etym.: Het dient ter onderscheiding van Surinaams (2); dit is (was) nodig omdat de hamen van de munten en de munteenheid in de twee gebieden dezelfde...

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Nederlands

adj. & adv., Nederlânsk.

2024-04-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Nederlands

I. bn., 1. eigen aan, behorende tot Nederland of de Nederlanden: de Nederlandse taal; de Nederlandse Bank; de Nederlandse wetten; Nederlands courant, uitdrukking in handelspapieren waarmee men bedoelt dat het genoemde geldbedrag betrekking heeft op Nederlands geld ; 2. in of betr. hebbend op de taal van Nederland: de Nederlandse letterkunde; een N...

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Nederlands

1. 2e nv. van Nederland (van Nederland): Nederlands grenzen, Nederlands grond; 2. bn. ([als] van, uit, in, behorende tot, betrekking hebbende op, eigen aan Nederland of het Ned. volk): de Nederlandse taal; de Nederlandse Maagd, de verpersoonlijking van het Ned. volk; 3. o. (de taal).

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Nederlands

('ne:dər) 1. bn. (als) van, in, eigen aan, uit, betreffende de Nederlanden of Nederland : de -e staat. → maagd. 2. o. Nederlandse taal : -heet in Noord-Nederland veelal Hollands, in Zuid-Nederland Vlaams.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

nederlands

I. bn., 1. eigen aan, behorend tot Nederland of de Nederlanden: de Nederlandse taal; De Nederlandsche Bank; de Nederlandse wetten; nederlands courant, uitdrukking in handelspapieren waarmee men bedoelt dat het genoemde geldbedrag betrekking heeft op Nederlands geld; 2. in of betrekking hebbend op de taal van Nederland: De Nederlandse letterkunde;...

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)