Wat is de betekenis van Nabal?

een nors en onverstandig man In 1785 schreven Betje Wolff en Aagje Deken in Historie van den Heer Willem Leevend: 'Jy, Gerrit, bent een ruwen Ezau, een regte Nabal uit den Bybel.' J. van Lennep gebruikte nabal een paar maal in De lotgevallen van Klaasje Zevenster (1866) en in bijbelvaste kringen wordt dit woord ook heden ten dage nog wel gebruikt....

[naar de bijbelse persoon Nabal, zie 1 Sam. 25:3] hard, nors man.

bijb. persoon, naam voor een nors man (zie 1 Sam. 25 : 3),; — als zn. m. (-s).

(Hebr. „dwaas”), een rijke kleinvee-houder, die weigerde de voortvluchtige David van voedsel te voorzien. Zijn vrouw Abigaïl voorkwam een wraakoefening (I Sam. 25).

(Hebr., dwaas) is de naam van een rijke veefokker, die in het zuidelijk gedeelte van het stamgebied Juda, in de streek van Maon, gevestigd was. Er wordt van Nabal in I Sam. 25 verhaald, dat hij, op het feest van het scheren van de kudden, zich honend tegenover David uitliet. De sluwe Abigaïl, Nabals vrouw, wist de hevig vertoornde krijgsman, d...

m. (Bijbel: een hard, nors, boos man); zie 1 Sam. 25 : 3 en 25.

('na:bal) m. 1. Eig. herdersvorst in Juda die weigerde David te helpen. 2. nabal(-s) Metf. nors man.

(dwaas) waarschijnlijk een spotnaam van een rijk grondbezitter in Maon, in het Zuiden van Juda. Deze hield bij den Karmel een feest van het schapenscheren. Bij die gelegenheid liet David, die Nabals kudden beschermd had tegen roofaanvallen van de woeste woestijnbewoners om geschenken vragen. Nabal stiet de boden van David van zich af, door trots en...

Nabal - (Hebr. „dwaas”), rijke Kalebiet, een herdersvorst uit de steppen van Juda, die David ruw en op beleedigende wijze bejegende. N.’s schrandere vrouw Abigaïl bracht op Oosterschtaktvolle wijze de zaak in orde; na N.’s dood trad zij met David in het huwelijk (1 Sam. 25).