Wat is de betekenis van Mok (1)?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Mok (1)

Mok v. zekere ziekte aan de beenen der paarden die in eene roosachtige ontsteking bestaat, waarbij een scherp vocht uitvloeit; gewone of vochtige mok; droge mok.