mieren
1) (19e eeuw) (inf.) vervelend doen; zeuren, zaniken. Talrijke syn. in de volkstaal: azijnzeiken*; beunnaaien*; bitchen*; bleppen*; dimdammen*; discuzeuren*; donderen*; donderjagen*; drammen*; eieren*; eikelen*; emmeren*; etterbakken*; etteren*; fucken*; gallen*; gorten*; hassebassen*; ielen*; kalegezichten*; kanenbraden*; kankeren*; karnen*; keute...