marmer
marmer: natuursteen waarvan de grondmassa en het bindmiddel in hoofdzaak bestaan uit kalkverbindingen, tevens zijnde een metamorfe natuursteen. Polijstbare kalkstenen worden in de natuursteenhandel ook vaak marmer genoemd.
Word nu vriend van Ensie!
Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)
marmer: natuursteen waarvan de grondmassa en het bindmiddel in hoofdzaak bestaan uit kalkverbindingen, tevens zijnde een metamorfe natuursteen. Polijstbare kalkstenen worden in de natuursteenhandel ook vaak marmer genoemd.
Muiswerk Educatief (2017)
marmer - zelfstandig naamwoord uitspraak: mar-mer 1. gesteente met aderen erin ♢het beeld is gehakt uit wit marmer Zelfstandig naamwoord: mar-mer het marmer
Karin Braamhorst (2004)
Marmer is gekristalliseerd of gepolijst kalksteen, gebruikt in de bouw- en beeldhouwkunst. Vooral door het vaak lange tijd in beslag nemende en kostbare vervoer over land was het in de oudheid en in de middeleeuwen een duur materiaal. Door zijn zachte glans was het een religieus-elitair materiaal, omdat glans verwijst naar een bovenmateriële wereld...
H.L.Kok (2002)
Een kristallijne, gemakkelijk te polijsten steensoort, die ontstond door omzetting van kalkgesteenten. Op begraafplaatsen werd vooral de witte variëteit toegepast. Deze witte marmersoort komt hoofdzakelijk uit de Italiaanse groeven bij Carrara (Toscane). Het verweringsproces is de oorzaak van het verdwijnen van de glans, ook wel versuikeren genoemd...
Wouter van Boesschoten, Wieneke van Breukelen, Ton Konings m.m.v Henriette Coppens, Eefje Lonis, Jos van Waterschoot & Simon Wienke (2002)
Marmer is een betrekkelijk zacht gesteente dat is ontstaan uit de omzetting van kalksteen; vindplaats o.a. Italië; in vele kleuren; vaak min of meer wit met z.g. aders in andere kleuren; laat zich uitstekend polijsten.
Jan Durdik en anderen (1970)
sedimentair gesteente, deel uitmakend van de categorie der kalkgesteenten, maar dat door verhitting, gepaard met grote druk, een metamorfose onderging, die er een dichte kristallijne structuur aan gaf. Tot de eerste groep behoren de Griekse soorten, die zich onderscheiden door een naar ivoor zwemende, doorschijnende tint en die zich in de oudheid u...
Amsterdam Boek (1959)
Gekristalliseerde of gepolijste kalksteen, gebruikt in de bouw- en beeldhouwkunst, zie Romeinen – republiek; zie negentiende eeuw – eerste helft – plastiek - inleiding.
Veerman (1954)
is gesteentekundig beschouwd een metamorph gesteente, dat door omvorming uit kalksteen is ontstaan.
Van Dale Uitgevers (1950)
In de handel verstaat men hieronder alle kalksteensoorten die gepolijst kunnen worden ; in de geologie is het een bep. soort van kalksteen met mozaiektextuur. MATVOERING, v., (schaaksp.) procédé om de koning alleen mat te zetten.
Winkler Prins (1949)
kalkspaat, calciumcarbonaat, CaCO3, dat in fijne kristallen uitgekristalliseerd is, in tegenstelling met kalksteen, dat een vezelige structuur en krijt, dat een poederstructuur heeft. Een der mooiste soorten natuursteen, drukvastheid 500—2500 kg/cm2. ; kleur en wijze van adering of vlamming afhankelijk van de er in opgesloten verontreiniginge...
M. J. Koenen's (1937)
o.; (Lat. marmor): 1. kalksteen van fijne korrel: een trap van marmer; een beeld van marmer; 2. kleur en voorkomen van marmer, nagebootst op hout, papier enz.: marmer schilderen; blank, hard als marmer.
John Kooy (1933)
kristallijne kalksteen, zeer zware, steensoort, vooral gebezigd i/d bouw- en beeldhouwkunst. Voor de laatste veelal het witte marmer, dat o.a. i/d beroemde groeven v. → Carrara gevonden wordt. Gekleurd marmer, in tallooze kleuren en schakeeringen, o/d geheele wereld verspreid, o.a. in België, Zwitserland, Italië, Oostenrijk, Beieren.
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
(petrogr.), gemetamorphoseerde kalksteen, die door de metamorphose kristallijn geworden is, hetgeen het gesteente een korrelig aanzien geeft. De oorspr. structuur van de kalksteen, fossielen en anorganische resten zijn verdwenen. Bijmengsels in het oorspr. gesteente geven aanleiding tot de vorming van allerlei kalksilicaten, zooals skapoliet. Ook g...
Jozef Verschueren (1930)
('marmər) (-s; -tje) [Lat. marmor] I. o. Eig. fijnkorrelige kalksteen geschikt om te behouwen en te polijsten : Carrarisch, geaderd, gekleurd, wit -; een vloer van wit en zwart -; een beeld in, van gehouwen; een trap van -; blank, hard, wit als -. II. m. Metn. voorwerp van marmer : -s uit de oude tijd. - III. o. Metf. 1. nagebootst marme...
P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)
is door druk, tijd en temperatuur sterk veranderde kalksteen. Hoe kalksteen ontstaat, is reeds vermeld. Marmer is wegens de fijne aderen, die er doorlopen en door de mooie, zacht inéén vloeiende tinten, een zeer geliefde bouwsteen. Het meeste marmer is echter ongeschikt voor buitenwerk; het verweert te spoedig. Marmerwerk, dat buiten...
F.W. Grosheide (1926)
is gekristalliseerde koolzure kalk; het bestaat uit calcium, koolstof en zuurstof en heeft, evenals krijt en kalkspaat, tot scheikundige formule Ca C O3. Wanneer men marmer sterk verhit, of overgiet met een oplossing van zoutzuur H Cl, dan ontwijkt er koolzuurgas C 02. De kristallen van marmer behooren tot het hexagonale stelsel en hebben dus 4 ass...
H.J. van Eyk (1916)
Een in vele soorten voorkomende, zeer harde kalksteen, fijnkorrelig, geschikt om gepolijst te worden.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Marmer - Het Grieksche woord „marmaros” beteekent oorspronkelijk eenvoudig „groote steen”, pas later „marmer”. Het oude Griekenland leverde verschillende soorten m.: Attcia o.a. het Pentelische m., waarvan het Parthenon gebouwd is, alsmede het blauwachtige Hymestische m., dat in hoofdzaak voor architectuur diende. In den Peleponnesus vond men het b...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: