Wat is de betekenis van Marmeren?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

marmeren

marmeren - Werkwoord 1. (ov) zodanig behandelen dat iets op marmer gaat lijken marmeren - Bijvoeglijk naamwoord 1. van marmer gemaakt of daarmee bekleed Woordherkomst afgeleid van marmer met het achtervoegsel -en Verwante begrippen aderen

2024-04-19
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

marmeren

Het voorstellen van gepolijst marmer met schilderkunstige middelen zoals verf en vernis. Vaak zijn platen en stroken voorgesteld overeenkomstig de wijze van verwerken van echt marmer. Kleurbedoelingen en aderverloop zijn onbeperkt beheersbaar en te bereiken. Nederlandse handwerkslieden plachten in deze kunst uit te munten, getuige de lof die de Zwe...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

marmeren

marmeren - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: mar-me-ren 1. gemaakt van marmer ♢wij hebben een tafel met een marmeren blad Bijvoeglijk naamwoord: mar-me-ren

2024-04-19
ABC van de kunst

Douwe Brongers & Désirée Raemaekers (2004)

Marmeren

Schildertechniek waarbij aders en kleuren als van marmer op een oppervlak worden geschilderd om echt marmer te immiteren, bijvoorbeeld op zuilen of schoorsteenmantels.

2024-04-19
Reclame woordenboek

Frans van Lier (1987)

Marmeren

Het kleuren van papier zodat het op marmer gaat lijken. Gemarmerd papier wordt nog wel eens gebruikt voor schutbladen.

2024-04-19
De grote encyclopedie van het antiek

Jan Durdik en anderen (1970)

Marmeren

decoratietechniek door de Chinezen vanaf de T’ang-dynastie bij aardewerk toegepast. Hierbij worden verschillend gekleurde kleisoorten gemengd, zodat het oppervlak een gemarmerd of agaatachtig effect krijgt en vervolgens met een transparant loodglazuur overtrokken. Een andere techniek bestond uit het bedekken van het oppervlak met verschillend...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Marmeren

adj., moarmeren.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Marmeren

I. bn., van marmer (vervaardigd): een marmeren schoorsteenmantel; — (fig.) hard, onaandoenlijk enz. als marmer. II. (marmerde, heeft gemarmerd), als marmer verven, kleuren: gemarmerd papier; een houten schoorsteen marmeren.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

marmeren

1. marmerde, heeft gemarmerd; marmerkleurig verven: een houten schoorsteenmantel marmeren; 2. bn.; (als) van marmer: een marmeren zuil; een marmeren voorhoofd.