malversatie
(16e eeuw) (< Fr. malversation, 1387) (euf.) fraude; verduistering van geld. • Malversatie, verduistering van gelden, door een verantwoordelijk persoon; letterl. kwade praktijk. Uit fr. mal (slecht) en verser (storten). Ten onzent malverseeren = zich aan kwade praktijken schuldig maken. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verkl...