mals
mals - Bijvoeglijk naamwoord 1. zacht en sappig (van vlees en groenten) ♢ Wat een heerlijk mals stukje vlees is dit, zeg! mals - Bijvoeglijk naamwoord 1. paritief van de stellende trap van mal
Wiktionary (2019)
mals - Bijvoeglijk naamwoord 1. zacht en sappig (van vlees en groenten) ♢ Wat een heerlijk mals stukje vlees is dit, zeg! mals - Bijvoeglijk naamwoord 1. paritief van de stellende trap van mal
Muiswerk Educatief (2017)
mals - bijvoeglijk naamwoord 1. zacht en sappig ♢het vlees is lekker mals 1. een malse regen [zacht en niet te koud] 2. de kritiek was niet mals ...
Walter De Clerck (1981)
In de omgangst. van Vl.-België vrij gebruikelijk in versch. toep., waar de standaardt. andere syn. gebruikt: van fruit: zacht, sappig; - van het kruim van brood: vers, zacht; - van het menselijk lichaam: mollig, zacht, week; - van fauteuils e.d.: niet stug, zacht. Zie ook de volg. voorb. ‘Het is geen mals water’, zegt Mak, ‘...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -t), 1. zacht in de mond, niet stug, vaak ook met gedachte aan sappigheid: het malse gras; malse peren; mals vlees; zo mals als boter; 2. (van het lichaam) mollig, zacht en vol voor het gevoel: een malse boezem; 3. (van de atmosfeer en van neerslag) zacht en weldadig aandoend: een mals regentje; (g...
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw.; malser, malst; 1. zacht; week-sappig; mollig-zacht: mals vlees; 2. zacht; wasdom gevend: een malse regen; nog: zegsw. het iem. lang niet mals zeggen, d.i. lang niet vriendelijk.
Jozef Verschueren (1930)
bn. en bw. (-er, -t) [~ Lat. mollis, zacht] 1. zacht, sappig : -e pruimen. 2. gemakkelijk te kauwen : gras; -e klaver; -e erwten ; zo als boter. Syn. meuk, murw. Tgst. taai. 3. fris groeiend : -e weiden. 4. niet dradig, niet taai : vlees. 5. mollig : -e armen; een jong, boerinnetje ; een -e kus, zoen. 6. een zachte indruk makend : fluweel; -e verze...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: