Wat is de betekenis van Maaksel?

2024-04-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

maaksel

voortbrengsel, skepping; fatsoen, bou; fabrikaat.

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Maaksel

s.n., makkelei (it).

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Maaksel

o. (-s), 1. manier van maken, constructie: dat is iets van mijn maaksel, dat heb ik gemaakt; verzen van eigen maaksel; 2. bouw, gedaante, fatsoen: het verschillend maaksel van de menselijke geest bij verschillende personen; — (fig.) hij is een wonderlijk maaksel, hij heeft een vreemde lichaamsbouw, is een wonderli...

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

maaksel

o. bet. 1, 3 maaksels; 1. wijze, waarop iem. iets maakt: constructie: de vla is eigen maaksel, baksel; een extemporeetje van eigen maaksel; 2. wijze, waarop iets gemaakt is; fatsoen, vorm: een japon van een vreemd maaksel; 3. datgene, wat gemaakt is: voortbrengsel, vero., Z.-N.: dit krancke maeksel, de mens.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

maaksel

('ma:ksəl) o. (-s) 1. Eig. het gemaakte: de mens is het van Gods handen; hij is een wonderbaar -, heeft een vreemde lichaamsbouw of is een wonderbaar schepsel. 2. Metn. wijze van maken, vorm, fatsoen: schepen van allerlei -.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

maaksel

o. (-s), 1. manier van maken, constructie: dat is iets van mijn maaksel, dat heb ik gemaakt; verzen van eigen maaksel; 2.bouw, gedaante, fatsoen: het verschillend maaksel van de menselijke geest bij verschillende personen; (fig.) hij is een wonderlijk maaksel, hij heeft een vreemde lichaamsbouw; is een wonderlijk schepsel; structuur; 3. gewrocht,...

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Maaksel

Maaksel o. werk, gewrocht, voortbrengsel van handenarbeid enz. de menschen zijn Gods maaksel, het maaksel zijner handen; dat is iets van mijn maaksel, dat heb ik gemaakt; verzen van eigen maaksel; — (fig.) hij is een wonderlijk maaksel, hij heeft een vreemden lichaamsbouw, is een wonderlijk schepsel; — fatsoen, vorm, wijze van maken: d...

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)