Wat is de betekenis van Loger?

2025-07-15
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Loger

I. huisvesten; onder dak brengen, logeren, logies verschaffen, herbergen; leggen, zetten, bergen; loger à qn. une balle dans la tête, iemand een kogel door ’t hoofd jagen; loger le diable dans sa bourse, platzak zijn; nous voilà bien logés!, nu zijn we er mooi aan toe!; ici on loge à pied et à cheval,...

2025-07-15
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

loger

m. (-s) hij die loogt.