Wat is de betekenis van Log (1)?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Log (1)

Log bn. bw. (-ger, -st), plomp, moeilijk in zijne bewegingen ten gevolge van dikte; moeilijk te bewegen of te verplaatsen, zwaar, onhandelbaar een log mensch; een logge gang; een log gevaarte; vadsig, traag; dom; (gew.) flauw, kinderachtig: hij is nog erg log.