Wat is de betekenis van levenslustig?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

levenslustig

levenslustig - Bijvoeglijk naamwoord 1. vol met energie en vrolijkheid De levenslustige jongen genoot met volle teugen van de vakantie en de examenfeesten. Woordherkomst afleiding van leven en lust met het achtervoegsel -ig

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

levenslustig

levenslustig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: le-vens-lus-tig 1. veel plezier hebben in het leven, het van de zonnige kant zien ♢ Camilla is altijd levenslustig Bijvoeglijk naamwoord: le-vens-lus-tig ... is levensl...

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Levenslustig

adj., tierich, fleurich, libben op ’e tried; die man is erg —, dy man sit wol muzyk yn.

2024-04-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

levenslustig

bn. (vol blijheid): levenslustig was heur aard.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

levenslustig

('lustəch) bn. en bw. (-er, -st) met, vol levenslust.

2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

levenslustig

bn. en bw., van het leven genietend; vol opgewektheid.

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)