Wat is de betekenis van Leuning?

v. (-en), voorwerp of deel van een voorwerp waarop of waartegen men kan leunen of waaraan men zich kan vasthouden, inz. aan een trap, stoep enz. ter voorkoming van vallen: een brug zonder leuning; — (aan meubels) steun voor rug of armen: de leuning van een stoel; — (zeew.) verschansing.

leuning - Zelfstandignaamwoord 1. iets waartegen men aan kan leunen ♢ Gelukkig kon hij de trap op door zich vast te houden aan de leuning. 2. de achterkant van een stoel ♢ De leuning van de stoel ontbrak, dus kon ik niet naar achteren leunen. W...

leuning - zelfstandig naamwoord uitspraak: leu-ning 1. voorwerp waar je je aan vast kunt houden ♢ op de trap houden we ons vast aan een leuning 2. voorwerp dat dient als steun voor rug en armen ...

leuning - Kapmuurtjes of balustrades met een gedeeltelijk opengewerkte, lichtgewicht, houten of metalen constructie.

voorwerp waarop mens kan leun; rug van stoel.

s., lining, leuning; (aan vonder) hâlder, steger.

v. leuningen, leuninkje (dat, waarop men kan leunen of zich steunen): de leuning van een brug, een trap enz.

('leuning) v. (-en; ...ninkje) 1. Eig. het leunen. 2. Metn. dat waarop men leunt of waaraan men zich inz. bij het klimmen vasthoudt: de van een stoel, bank; over de van zijn balkon gebogen; de van een ➝ bank, ➝ brug, ➝ stoel, ➝ trap. Syn. ➝ balie.

v. (-en), voorwerp of deel van een voorwerp waarop of waartegen men kan leunen of waaraan men zich kan vasthouden, m.n. aan een trap, stoep enz. om vallen te voorkomen: een brug zonder leuning; (aan meubels) steun voor rug of armen: de leuning van een stoel.