Wat is de betekenis van Leening?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

leening

leening - Zelfstandignaamwoord 1. verouderde spelling of vorm van lening van vóór 1946/47

2024-04-27
Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Leening

Vrijwillige (met uitz. van gedwongen staats-L.) en tijdelijke (met uitz. van eeuwigdurende L.) overdracht van koopkracht in de vorm van geld tegen vergoeding van rente. De beide uitzonderingen zijn betrekkelijk, daar in de regel de bewijzen zoowel van een gedwongen als van een eeuwigdurende L. verhandelbaar zijn en dus de oorspronkelijke verhouding...

2024-04-27
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Leening

Leening, - zie GELDLEENING, BRUIKLEENING en VERBRUIKLEENING.

2024-04-27
Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Leening

Leening - het tijdelijk in gebruik afstaan aan derden van eenig goed, hetzij met of zonder beding van eenige vergoeding [of interest voor dat gebruik. Het B. W. onderscheidt: bruikleening en verbruikleening, art. 1777 tot 1780.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Leening

LEENING, v. (-en), het leenen; geleende of te leenen geldsom eene leening sluiten, aangaan, negotieeren; de vrijwillige leening van 1844; loterijleening; bank van leening, zie bank; leening en prolongatie, beleening op geldswaarde (inz. effecten).

2024-04-27
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Leening

Leening, v. (-en), het leenen; geleende of te leenen geldsom; eene - sluiten, aangaan, negotiëren; loterij - bank van -; leening en prolongatie, beleening op geldswaarde (inz. effecten).