Wat is de betekenis van Ledigheid?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ledigheid

ledigheid - Zelfstandignaamwoord 1. het niets doen, het niets te doen hebben Het is gebeurd. Mijn manuscript heb ik naar de uitgever gemaild. Liefst zou ik in deze dagen van ledigheid en leegte een rouwadvertentie in de krant willen plaatsen en mijn gezicht als een old skool-weduwe bedekken met zwart...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ledigheid

s., legens, leechte.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ledigheid

LEEGHEID, v., 1. hét vrij zijn van werkzaamheden: lust en ledigheid om iets behoorlijk te doen : — leegloperij : hij leeft in ledigheid; 2. luiheid ; (spr.) ledigheid is des duivels oorkussen, leidt tot allerlei kwaad: 3. het niets bevatten, afwezigheid van inhoud of vulling : de betrekkelijke ledigheid van he...

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ledigheid

('le:dəcheit) v. het → ledig zijn inz. 1. (1) werkeloosheid, luiheid : baart verveling; zijn tijd in doorbrengen; is des duivels oorkussen, leidt tot allerlei kwaad. 2. (3) : de van een gebouw, van de kas.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ledigheid

v., 1. leegheid, het vrij zijn van werkzaamheden: lust en om iets behoorlijk te doen; leegloperij: hij leeft in ledigheid; 2. luiheid; (spr.) ledigheid is des duivels oorkussen, leidt tot allerlei kwaad.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ledigheid

Ledigheid v. het niet gevuld zijn; ruimte; werkeloosheid; luiheid; — (spr.) ledigheid is des duivels oorkussen, leidt tot allerlei kwaad.

2024-04-26
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)