Wat is de betekenis van lazer?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

lazer

(1960) (inf.) lichaam. Mogelijk verkort uit lazerij*. 'Op z'n lazer krijgen': ervan langs krijgen. Voor lichaam kent de volkstaal o.a. volgende syn.: bliksem*; bobberd*; body*; broeder* Ezel; carrosserie*; donder*; eierkorf*; flikker*; g.v.d.*; karkas*; kas*; kiskedie*; kriek*; lazerij*; lijer*; machine*; makkement*; mieter*; pokkel*; raap*; rabbes...

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

lazer

lazer - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lazeren ♢ Ik lazer 2. gebiedende wijs van lazeren lazer! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lazeren lazer je?

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

lazer

lazer - zelfstandig naamwoord uitspraak: la-zer 1. sap uit het lazerkruid ♢ hij was op zoek naar lazer 1. iemand op zijn lazer geven (plat) [op zijn kop geven, straffen] ...

2024-04-26
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

lazer

bn., half dronken, aangeschoten. Na de djogo voelde ik me lekker lazer (Dobru 1967: 11). - Etym.: Vgl. plat N ‘lazarus’ = (stomdronken. Zie ook: soppel.

2024-04-26
Woordenboek Turks-Nederlands

MEHMET KIRIŞ (2024)

2024-04-26
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-26
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)