Wat is de betekenis van Lampetten?

2024-04-30
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

lampetten

(19e eeuw) (ook: lampetteren) (Vlaanderen, inf.) veel drinken, zuipen. Syn.: lappen*. pappen*; versassen*; zatladderen*. • Hij zou Everaart doen terugkeeren; al de bar voetloopers van 't dorp wat duimkruid geven om eens ferm te lampetten, alle dagen fijn gebraad van den krulstaart eten.... (Isidoor Teirlinck: Arm Vlaanderen. 1892) • Lam...

2024-04-30
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

lampetten

Lampetten zijn neerwaartse beëindigingen, afhangende versieringen, onder kleine gewelfjes, koven van oksalen of de soffieten van orgels.

2024-04-30
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

lampetten

(lampette, gelampet) zuipen, veel drinken. Toen we in 1944 eindelijk waren bevrijd, gaf mijn vader me de toestemming om een hele week te vieren. En ook na de stoet zijn we met de ruiters nog goed gaan lampetten in het café van Fons van Remut en in het Volkshuis, dat nu nog als Onder den Toren open is. - GvA, 03-08-2002.

2024-04-30
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

lampetten

(Veel) drinken, zuipen. Hoe lang dat Brussels groot volk daar heeft zitten lampetten en tamboeren weet ik niet, ik ben slapen gegaan met een goed stuk in mijne kraag, CLAES 1960, 104. Zonder eten zouden ze den helen nacht blijven lampetten en morgen sterrezat naar huis komen, STREUVELS 1962, 51. Brutaal sloeg hij zijn centen op den toog, lampette...

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Lampetten

(lampette, heeft gelampet), (Zuidn.) drinken.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

lampetten

lampette, h. gelampet (Z.-N. sterk drinken, zuipen).

2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

lampetten

(lampette, heeft gelampet), (gew.) zuipen, pimpelen.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Lampetten

(lampette, heeft gelampet), (Zuidn.), (gew.) drinken.