Wat is de betekenis van Lampenkatoen?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

lampenkatoen

(1936) (scheldw.) idem als lulletje* lampenkatoen. Vgl. lampenpit*. • Maar opeens voelde hij Mietje’s hand over zijn ogen. ‘Slaap je? lange lijs lampekatoen!’ (Marianne Philips: Henri van de overkant. 1936)

2024-04-28
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Lampenkatoen

halfzacht iemand; sullig persoon; goedzak. Verkorting van lulletje lampenkatoen. Weet je wat Louis tegen me zei toen hij je gezien had? ‘Die verdraaide jongen voelt hem beter dan ik. Ik ben een stukkie lampekatoen bij hem.’ (De Groene Amsterdammer, 18/06/1927) Kijk dat oud stukje lampenkatoen zich eens aanstellen (De Groene Amsterdamme...

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Lampenkatoen

o., pit voor een lamp.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

lampenkatoen

o. (katoen, waarvan men lampepitten maakt).

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Lampenkatoen

o. dat men gebruikt voor lampepitten; ...MAKER, m. (-s); ...POETSER, m. (-s), (plantk.) gew. benaming voor de lischdodde (typha) ...TJITBLAZER, m. (-s), metalen buis met omgebogen einde, waarmee eene oliehanglamp kan worden uitgeblazen.