Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Lampenkatoen

betekenis & definitie

halfzacht iemand; sullig persoon; goedzak. Verkorting van lulletje lampenkatoen.

Weet je wat Louis tegen me zei toen hij je gezien had? ‘Die verdraaide jongen voelt hem beter dan ik. Ik ben een stukkie lampekatoen bij hem.’ (De Groene Amsterdammer, 18/06/1927)

Kijk dat oud stukje lampenkatoen zich eens aanstellen (De Groene Amsterdammer, 23/02/1935)

‘Lampekatoen!’ roept de barman de bezoeker achterna. (Hans Moll, De hoeken van de ring, 1987)