Wat is de betekenis van La, là?

2024-04-26
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

La, là

I. la: 1. art. de, het; 2. haar, hem, het. II. la: a; donner le la, de la aan geven; fig. de toon aangeven. III. là, 1. daar, ginds; il n'est pas là, hij is er niet; je suis toujours là pour..., voor… ben ik altijd te vinden; il est un peu là, hij is lang niet mis, hij mag er wezen; la question n'est pa...