kundig
kundig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: kun-dig 1. wie iets goed kan ♢ het is een kundige dokter 1. ter zake kundig [op de hoogte, deskundig] Bijvoeglijk naamwoord: kun-...
Muiswerk Educatief (2017)
kundig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: kun-dig 1. wie iets goed kan ♢ het is een kundige dokter 1. ter zake kundig [op de hoogte, deskundig] Bijvoeglijk naamwoord: kun-...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. (veroud.) kennis hebbende van —, bekend met —; oorspr. met een genitief verbonden, thans nog gebruikelijk in ter (uit der) zake kundig, er mee op de hoogte, er verstand van hebbend; 2. kunde bezittend, bedreven, knap in een kunst of wetenschap : een kundig ingenieur; de staat heeft behoefte aan ku...
M. J. Koenen's (1937)
bn.; bedreven; ervaren; geleerd; wetende: een kundig man, een kundig onderwijzer, hij is der zake kundig; verg. deskundig.
Jozef Verschueren (1930)
('kundəch) bn. (-er, -st) met veel kennis : een rechtsgeleerde, regent; hij is der zake -. Syn.→ afgericht, geleerd.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: