kromme
(1900) (scheldw.) gebochelde; bultenaar. Ook: iemand met kromme benen. Voetballer Willem van Hanegem werd omwille van zijn kromme benen (vooral dan zijn linker) ‘de Kromme’ genoemd. • ‘Kromme, geef mij mijn breikous eens an,’ zei de moeder. De jongen liep naar 't voorkamertje. Ik zag nu, dat hij een vergroeid been had...