Wat is de betekenis van Kreuken?

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kreuken

kreuken - Werkwoord 1. (ov) het aanbrengen van min of meer permanente vouwtjes in een glad oppervlak De bladzijde werd door dat baldadige mispunt helemaal gekreukt. 2. ergatief gekreukt raken Die linnen jurk is erg mooi, maar kreukt altijd verschrikkelijk...

2024-04-30
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kreuken

kreuken - regelmatig werkwoord uitspraak: kreu-ken 1. ergens ongewenste vouwen in maken of krijgen ♢ haar linnen rokje was erg gekreukt Regelmatig werkwoord: kreu-ken ik kreuk jij/u kreu...

2024-04-30
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

kreuken

kreuken - Een proces dat voorkomt bij materialen als papier, karton, velijn of stof, waarbij het materiaal gekreukt, gevouwen, scheef getrokken of geribbeld wordt.

2024-04-30
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kreuken

v., knûkelje, krûkelje, krûkje, (to)fodzje, forromfelje, pronselje, knieze.

2024-04-30
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kreuken

(kreukte, heeft en is gekreukt), ook (dicht., Zuidn.).

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kreuken

kreukte, heeft (1, 3), is (2) gekreukt; 1. (met) kreuken maken: een japon kreuken; een riet kreuken, knakken; 2. kreuken bekomen: dit goed kreukt licht; 3. krenken: iems. eer kreuken.

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kreuken

('kreukən) (kreukte, gekreukt) I. (heeft) 1. er een of meer kreuken in maken : een kraagje -; een gekreukte krant. 2. knakken : het gekreukte riet niet breken. 3. benadelen, met aantasting van het eergevoel: iemands goede naam -. 4. afbreuk doen aan : de gerechtigheid, de waarheid -. II. (is) kreuken hebben, bekomen : de japon is gekreuk...

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kreuken

(kreukte, heeft en is gekreukt), ook (dicht.) I. (overg.) 1. kreuken, ongewenste vouwen maken in: kreuk de bladen niet zo bij het omslaan; 2.knakken: gekreukt riet; 3. (oneig.) schade toebrengen aan, breken, knakken; II (onoverg.) 1. kreuken krijgen (e): dit goed kreukt snel; rimpelen; 2. knakken. (e) Bij het maken van een vouw in een weefs...