Wat is de betekenis van knikker?

1) (19e eeuw) (inf.) hoofd; vooral: een kaal hoofd. De volkstaal kent volgende syn. voor hoofd: ballon*; bazuin*; bledder*; bloemkool*; bovenkamer*; dak*; edde*; harses*; kabas*; kalebas*; kanes*; kei*; ketel*; kiebes*; klapbes*; knerp*; kobus*; koffiekan*; koker*; kokosnoot*; krakepit*; luisweide*; neut*; okkernoot*; olienoot*; pan*; parag*; patet...

knikker - Zelfstandignaamwoord 1. (speelgoed) een balletje van glas, marmer, steen, hout of klei, meestal gebruikt door kinderen om ermee te knikkeren knikker - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knikkeren ♢ Ik knikker 2. gebiedende wijs van knikkeren ...

Knikker - de voetbal. Vgl. Eng. apple, bacon, egg, hide, pigskin, peanut, porker, watermelon; Fr. le ballon rond.

knikker - zelfstandig naamwoord uitspraak: knik-ker 1. klein kogeltje van gekleurd glas ♢ de kinderen spelen met knikkers op het schoolplein Zelfstandig naamwoord: knik-ker de knikker de...

knikker - Kleine balletjes van verschillende materialen, bijvoorbeeld glas, klei, agaat of porselein, die worden gebruikt voor diverse spelletjes.

albaster; iets groots; sigaretaansteker; geknikker, albaster speel; opsy skuif.

s., knikkert; misbakken —, huorrebok, hurk.

...

I. m. (-s), 1. balletje van gebakken aarde, steen, marmer of glas, tot een kinderspel dienende (in Z.-Nederl. bep. die van gebakken aarde, tgov. marbel die van steen of glas is): met knikkers spelen; een zakje knikkers; — (spr.) het is niet om de knikkers, maar om 't recht van ’t spel, hij handelt zo uit...