Kleren
o. mv., 1. voorwerpen dienende tot kleding, kledingstukken, meest als collectivum en gewoonlijk beperkt tot bovenkleding (tgov. goed) : een pak, een stel kleren; oude, gedragen kleren; een kast vol kleren; — een stuk kleren, een Medingstuk; — gemaakte kleren, confectie; — in betr. tot een bep. persoon:...