Klaploper
m. 1. die klaploopt; 2. (scheepst.) talie, gewoonlijk drie- of vierschijfs, die op een (stalen) verlengstuk is gesloten; KLAPLOOPSTER, v. (-s).
Van Dale Uitgevers (1950)
m. 1. die klaploopt; 2. (scheepst.) talie, gewoonlijk drie- of vierschijfs, die op een (stalen) verlengstuk is gesloten; KLAPLOOPSTER, v. (-s).
ChatGPT (2023)
"klaploper" is een informele term om te verwijzen naar iemand die op oneerlijke manier profiteert van de inspanningen, middelen, of gunsten van anderen zonder zelf een gelijkwaardige bijdrage te leveren. De term heeft vaak een negatieve connotatie en wordt gebruikt om iemand te beschrijven als lui of opportunistisch.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
iemand die profiteert. iemand die het er stelselmatig op aanlegt om gratis bij iemand te gast te zijn of anderszins van iemands goedheid te profiteren; profiteur. Voorbeelden: De meeste mannen in deze stad waren volgens haar klaplopers die teerden op de schamele inkomens van hun vrouw of hun moeder. Naima el Bezaz, Minnares van de...
Marc De Coster (2020-2025)
(18e eeuw) (oorspr. 15e eeuw: iemand die met een lazarusklap rondloopt, een melaatse, een bedelaar) (scheldw.) iemand die op andermans kosten leeft; profiteur, parasiet; tafelschuimer. In de negentiende eeuw een beroemd studententype van Klikspaan (pseudoniem van Johannes Kneppelhout, chroniqueur van het studentenleven). In de 17e eeuw noemde men...
Wiktionary (2019)
klaploper - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die profiteert van andermans goedheid Woordherkomst afgeleid van klaplopen met het achtervoegsel -er Synoniemen parasiet, profiteur, opvreter, uitvreter Verwante begrippen klaploopster
Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)
Hulptakel dat dient om extra kracht te zetten bijvoorbeeld bij het stijfzetten van hoofdtouwen, stagen, trossen, hijsen van zeilen enz.
Marc de Coster (2007)
iemand die op andermans kosten leeft; profiteur, parasiet. Sedert ca. 1699. In de negentiende eeuw een beroemd studententype van Klikspaan (pseudoniem van Johannes Kneppelhout, chroniqueur van het studentenleven). Jy, klaplooper, voort! of wy krijgen ’t te kwaad. (Gerrit van de Linde, De Gedichten van den Schoolmeester, 1859)
Kramer en de Bruin (1971)
Klaploper - soort takel met een enkelschijfsblok waarbij de last niet aan een part van het takel maar aan het blok wordt gehesen. Het vindt o.a. toepassing bij staaldraadvallen en kraanlijnen, Hij dankt zijn naam aan het feit, dat hij overal aan boord waar wat te hijsen valt, gebruikt kan worden.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: