Wat is de betekenis van klaploper?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Klaploper

m. 1. die klaploopt; 2. (scheepst.) talie, gewoonlijk drie- of vierschijfs, die op een (stalen) verlengstuk is gesloten; KLAPLOOPSTER, v. (-s).

2025-07-17
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

klaploper

"klaploper" is een informele term om te verwijzen naar iemand die op oneerlijke manier profiteert van de inspanningen, middelen, of gunsten van anderen zonder zelf een gelijkwaardige bijdrage te leveren. De term heeft vaak een negatieve connotatie en wordt gebruikt om iemand te beschrijven als lui of opportunistisch.

2025-07-17
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

klaploper

iemand die profiteert. iemand die het er stelselmatig op aanlegt om gratis bij iemand te gast te zijn of anderszins van iemands goedheid te profiteren; profiteur. Voorbeelden: De meeste mannen in deze stad waren volgens haar klaplopers die teerden op de schamele inkomens van hun vrouw of hun moeder. Naima el Bezaz, Minnares van de...

2025-07-17
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

klaploper

(18e eeuw) (oorspr. 15e eeuw: iemand die met een lazarusklap rondloopt, een melaatse, een bedelaar) (scheldw.) iemand die op andermans kosten leeft; profiteur, parasiet; tafelschuimer. In de negentiende eeuw een beroemd studententype van Klikspaan (pseudoniem van Johannes Kneppelhout, chroniqueur van het studentenleven). In de 17e eeuw noemde men...

2025-07-17
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

klaploper

klaploper - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die profiteert van andermans goedheid Woordherkomst afgeleid van klaplopen met het achtervoegsel -er Synoniemen parasiet, profiteur, opvreter, uitvreter Verwante begrippen klaploopster

2025-07-17
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

klaploper

Hulptakel dat dient om extra kracht te zetten bijvoorbeeld bij het stijfzetten van hoofdtouwen, stagen, trossen, hijsen van zeilen enz.

2025-07-17
Jargon & Slang van Matrozen en mariniers

Marc De Coster (2017)

Klaploper

Klaploper - talie, bestaande uit twee eenschijfsblokken en het vereiste touw.

2025-07-17
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

klaploper

iemand die op andermans kosten leeft; profiteur, parasiet. Sedert ca. 1699. In de negentiende eeuw een beroemd studententype van Klikspaan (pseudoniem van Johannes Kneppelhout, chroniqueur van het studentenleven). Jy, klaplooper, voort! of wy krijgen ’t te kwaad. (Gerrit van de Linde, De Gedichten van den Schoolmeester, 1859)

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-17
Watersport A-Z

Kramer en de Bruin (1971)

Klaploper

Klaploper - soort takel met een enkelschijfsblok waarbij de last niet aan een part van het takel maar aan het blok wordt gehesen. Het vindt o.a. toepassing bij staaldraadvallen en kraanlijnen, Hij dankt zijn naam aan het feit, dat hij overal aan boord waar wat te hijsen valt, gebruikt kan worden.