Wat is de betekenis van kies (gebit)?

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kies (gebit)

(ki:s) v. (kiezen; -je) een der stompe →: tanden, achter in de mond, die de spijzen kauwen, maaltand : het doorkomen van de eerste kiezen; dat stop ik in mijn holle -, dat is onbeduidend; iemand een (uit)trekken, ook Fig. iemand veel geld afnemen.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kies (gebit)

v./m. (kiezen), 1. gebitselement dat achter de hoektand is gelegen, dienend voor het fijnmalen van voedsel (e); de mens heeft in elke kaakhelft drie ware en twee valse kiezen; een aangestoken, een slechte, een rotte –, waarin het tandbederf (cariës) gekomen is; een holle –, die door bederf uitgehold is; (zegsw.) dat kan ik wel in m...