Keel, strot
v. (kelen), 1. het voorste gedeelte van de uitwendige hals: haar sneeuwwitte keel; een doek om de keel binden; van iem. die in hevige spanning verkeert zegt men: het hart klopte, bonsde hem in de keel, hij voelde daar het pulseren van het hart; 2. de strot uitwendig beschouwd, tevens als doorgang van de adem; meest in zeg,sw.:...