kapotje
(1863) (inf.) condoom. Afgeleid van het Franse 'capote' (kapokjas), waarin we het Latijnse woord 'cappa' (kap) terugvinden. Een kapot(je) was een om het hoofd sluitende dameshoed (WNT), die rond 1928 in de mode was. Bij Boekenoogen ook vermeld als de naam van een gehaakte vrouwenmuts. In de betekenis van mannelijk voorbehoedmiddel werd het woord al...