Wat is de betekenis van kamerheer?

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kamerheer

kamerheer - Zelfstandignaamwoord 1. belangrijk adviseur van de koning of koningin Je bleek gewoon onderzoek te kunnen doen naar de koninklijke familie en het hof. Je hoefde je niet te vervoegen bij de Rijksvoorlichtingsdienst, die alles ‘te persoonlijk’ vindt. Ik ontdekte dat er net als bij banken of bij wo...

2024-04-30
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kamerheer

kamerheer - zelfstandig naamwoord uitspraak: ka-mer-heer 1. hoofd van huishouding en leider van het huispersoneel ♢ de kamerheer van heer Bommel heet Joost Zelfstandig naamwoord: ka-mer-heer de kamerheer ...

2024-04-30
Lexicon van het Koninklijk Huis

F.J.J. Tebbe (2005)

kamerheer

De benaming voor een hoge hofdignitaris. Kamerheren worden benoemd vanwege hun uitgebreide kennis van en netwerk in bepaalde regio’s van het land. Daardoor kunnen zij als adviseurs van de koningin optreden bij bezoeken die zij en andere leden van het Koninklijk Huis aan een betrokken regio brengen. De hofhouding telt circa vijftien kamerheren...

2024-04-30
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

kamerheer

kamerheer - Oorspronkelijk hooggeplaatste rentmeesters van een monarch of adellijk persoon, met de zorg voor de privévertrekken van die persoon. Nu wordt het gebruikt als benaming van functionarissen die werken als penningmeesters voor openbare bestuurslichamen.

2024-04-30
Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Kamerheer

zie Pauselijk Kamerheer.

2024-04-30
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

kamerheer

edelman aan die hof in die diens van sy vors.

2024-04-30
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Kamerheer

(Cameriere) is de titel van geestelijke en leke functionarissen van het pauselijk hof en ook vaker nog een eretitel door de paus aan sommige geestelijken verleend. De geestelijke Kamerheren worden ingedeeld in vier klassen: 1. de werkelijke Geheim-Kamerheren, vormende het college van de pauselijke ceremoniemeesters, met een prefect aan het h...

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kamerheer

m. kamerheren (titel van hoge ambtenaren bij een vorstelijk hof, eigenlijk edelman, die den vorst in zijn bijzondere vertrekken van dienst is, dient; edelman in hofdienst; ook: titel aan het pauselijk hof): deze baron is kamerheer des konings; die heer is kamerheer i. b. d., in buitengewone dienst; deze bisschop is kamerheer v. den paus.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Woordenboek voor praktische kennis

Dr. L.M. Metz (1937)

Kamerheer

Vroeger: een der edellieden, die den vorst in zijn eigen vertrekken ten dienste stonden, dus kamerdienaar, kamerling of kameraar. Het woord is in andere talen overgegaan (Chamberlain). Onder de Republiek hadden de stadhouders regenten en leden der Statenvergadering tot kamerheer. Thans is kamerheer de titel van een hoogen ambtenaar aan het hof, di...