Gepubliceerd op 18-08-2020

Kamerheer

betekenis & definitie

Vroeger: een der edellieden, die den vorst in zijn eigen vertrekken ten dienste stonden, dus kamerdienaar, kamerling of kameraar. Het woord is in andere talen overgegaan (Chamberlain).

Onder de Republiek hadden de stadhouders regenten en leden der Statenvergadering tot kamerheer.

Thans is kamerheer de titel van een hoogen ambtenaar aan het hof, die deel uitmaakt van het vorstelijk gevolg en die de plichtplegingen regelt.